Help, mensen op straat praten tegen mij!
Hoe je met een clownesk gezicht kunt overleven in de burgermaatschappij
Onze schepper heeft, om de wereld interessant te houden, de Homo sapiens verschillende gezichten gegeven. Meelijwekkende, degene waar je op wilt slaan, de erotiserende, de blijmoedige die je kortstondig levensgeluk brengt en, de categorie waaronder ik val, clowneske dat op je lachspieren werkt. Tegenwoordig heb ik een onschuldige clownskop met dikke lippen, grote neus, potsierlijke wenkbrauwen en een bos wild haar. Maar dat is niet altijd zo geweest.
In mijn puberteit had ik de minder onschuldige variant: een afstotelijke clownskop. De eigenschappen waren hetzelfde, maar door een ferme dosis puisten, vele potten gel en oorbellen was ik verworden tot een wandelende feesttent in mensengedaante.
Een jongetje van omstreeks negen jaar oud confronteerde me daar eens mee in een winkelstraat. ‘Haha, die jongen is helemaal rood!’ Hij wees naar mijn acnehoofd en begon hard te lachen, waarna de moeder zich verontschuldigde en wat schaamtevol met het jongetje wegliep.
Het jongetje lachte terecht, dacht ik bedroefd, terwijl ik later thuis in de spiegel keek. Breng mij maar naar het circus. Hier is de mensheid niet bij gebaat. Ik heb een hele ernstige huidziekte waardoor mijn copulatiekans per pukkel met 10% afneemt. En de prognoses zijn al niet denderend. Gelukkig bracht het leven met een afstotelijk clownsgezicht ook de nodige voordelen met zich mee.
Men liet je namelijk met rust. Ze wisten dat je het al zwaar genoeg had. De meeste mensen deugen en zijn zo lief om een afstotelijk gezicht niet te confronteren met hun betere versie. Hierdoor kon ik me als fulltime introvert gemakkelijk staande houden in de wilde maatschappij.
De evolutie naar de onschuldige clownskop
Halverwege mijn twintigste begon ik echter langzaam te evolueren. De acne verdween, de oorbellen hing ik aan de wilgen en mijn volle haardos werd gevrijwaard van vele potten gel. Langzaam zag ik dat de wereld om mij heen ook veranderde.
Eerst begonnen mensen regelmatig naar me te lachen. Daarna viel op dat ik vaker op straat, in supermarkten en allerlei andere publieke plekken werd aangesproken. Ik was plots een gewillig smalltalkslachtoffer voor oude omaatjes, rijpe vrouwen, daklozen, ontheemden, dronken studenten in de kroeg en ga zo maar voort.
Mijn onschuldige clownskop wekte bij velerlei mensensoorten de lust om te praten op en dat beviel me geenszins. Dat je in de rij staat voor het inleveren van lege flessen en iemand achter je vraagt: ‘zo ook flessen aan het inleveren?’ Of ik liep onschuldig over straat en iemand vroeg: 'er ging hier net een ambulance langs. Zag jij die ook?’.
Of dat je op een bankje zat en iemand ongevraagd zijn hele levensverhaal aan je vertelde. Ik was te beleefd opgevoed om gesprekken snel af te kappen, waardoor mijn publieke bestaan een hel werd. Op een gegeven moment durfde ik bijna niet meer naar buiten. Elk individu dat langsliep, kon zomaar iets tegen me zeggen, met alle gevolgen van sociaal ongemak, extreme angst en tijdverlies van dien. Dus ik besloot om een rigoureuze stap te nemen.
Opnieuw evolueren
Als ik nu mijn onschuldige clownskop, waar men graag tegen praat, wist te veranderen, dan kon ik me weer zonder angst in het wild begeven. De eerste poging faalde jammerlijk. Ik kocht een roze pet en zette die achterstevoren op. Ik werd inderdaad minder vaak aangesproken, maar nu schreeuwde men dikwijls ‘kankerhomo’ naar me en dat droeg ook niet echt bij aan de levensvreugde. Daarna kwam ik met een beter idee. Gewoon extreem boos kijken. Alsof ik van plan was om dood en verderf te zaaien. Dit werkte enigszins, maar ik kreeg er spierspanningshoofdpijn van.
Ook andere pogingen, zoals met mijn tong uit de mond lopen, rare geluiden maken en een zorromasker dragen, boden geen soelaas. Men bleef me aanspreken. Er was dus nog maar één oplossing; terug naar mijn oude vorm.
'Wablief, kun je dat nogmaals herhalen?’ vroeg de plastische chirurg. Ik begon te zuchten. ‘Ik wil dat je mijn kop volspuit met acne,' zei ik.’ - ‘Dat kan ik helaas niet. Ik kan wel je kop vol botox spuiten als je daar behoefte aan hebt’ - ‘Neehee, ik wil weer acne!’ zei ik stampvoetend. ‘Nou,’ zei die ietwat chagrijnig. ‘Van veel stress krijg je ook puisten. Neem dan een extra baan erbij of ga in Oekraïne vechten. - 'Je neemt me niet serieus,’ zei ik boos en liep direct door naar mijn psycholoog voor wat broodnodige raad.
‘Ik las ergens dat het volgens een medisch expert mogelijk is om binnen twee jaar een hoofd te transplanteren. Nog even volhouden dus. Is dat geen optie?’ - ‘Hmm,’ zei ik. Hij vervolgde. ‘Of misschien moet je niet zo zeuren. Wees blij dat men met je wil praten. Vele mensen gaan kapot aan eenzaamheid en hebben zelden menselijk contact en jou komt het aanwaaien met die clowneske bek. Het is niet je uiterlijk, maar je innerlijk. Je bent gewoon een laffe hond die niet met mensen durft te praten. En nu geef je je hoofd op de schuld. Pisvlek!’
Een paar uur later keek ik thuis weer in de spiegel. De psycholoog had gelijk. Je kunt beter een clownesk hoofd hebben dan eentje die agressie opwekt. Anders krijg je in een naziconcentratiekamp nog veel meer klappen. Ik nam me voor om in de toekomst dankbaar te zijn wanneer iemand me aansprak.
Met mijn authentieke clownsgezicht liep ik die avond naar de supermarkt, met oprechte zin in de gesprekken. Een half uur later kwam ik onthuts terug. Niemand had iets tegen mij gezegd!
Dat was het weer! Vergeet niet te liken, sharen en subscriben. Daarmede maak je deze clown dolgelukkig.
Wat je ook doet er zijn altijd mensen zoals ik, die altijd vriendelijk knikken maar meestal ook een gesprekje aangaan.
De passage 'Opnieuw evolueren' is magistraal.