In de trein zag ik een bekende uit mijn prille jeugd zitten. ‘Kijk eens wie we daar hebben. Nick!’ zei die met een brede glimlach. ‘Hallo,’ zei ik op een wat ongemakkelijke manier, terwijl ik maar tegenover hem ging zitten. ‘Veel uit mijn jeugd kan ik me amper herinneren', ging hij enthousiast door. ‘Maar als ik aan jou denk, dan schiet ik, nu meer dan twintig jaar later, soms spontaan nog in de lach.’
Kijk aan, dacht ik enthousiast. Ongetwijfeld vanwege het feit dat ik van jongs af aan al bezig was om anderen te vermaken met moppen en andere geestige en briljante inzichten! Een paar minuten voor deze bewuste treinreis was ik met mijn fiets tegen een lantaarnpaal geknald. Schaamtegevoelens, bochels in het wiel en andere drama’s kwamen mij ten deel. Dus ik kon wel een mentaal opkikkertje gebruiken. ‘Jij was de Poepgod!’ brulde die door de coupé. Oh, daar herinnerde hij me natuurlijk van. Al mijn optimisme verdween.
De geboorte van de Poepgod
Als kinderen, woonachtig in een rustiek dorpje, konden we wel wat nodeloos geweld gebruiken en daarom werden hele wapenassortimenten uit de lokale speelgoedwinkel opgekocht. Om ons nadien bezig te houden met de geneugten van ‘oorlogje spelen’. Op televisie zagen we met regelmaat hoe volwassenen elkaar in legerkledij behendig door de koppen schoten, maar als nog niet-ontwikkelde wezens moesten we het helaas doen met onschuldige balletjespistolen.
Op een zonnige zondagmiddag zagen mijn teamgenoot en ik in de verte vier soldaten van de vijand naderen en daarom sprongen we snel ergens de bosjes in. ‘Het stinkt hier verschrikkelijk naar stront,’ merkte mijn teamgenoot enkele momenten later op.
Ook ik begon het te ruiken en we vlogen allebei snel de bosjes uit. Het kwaad was echter al geschied. Als een epileptische big had ik in de hondenstront lopen wroeten. Hoewel stront een eufemisme was.
Dit wezen, dat vanwege zijn harigheid gevrijwaard was van schijten in een toiletpot, had een diarreestroom die zijn weerga niet kende in de bosjes gedeponeerd. Alsof hij een paar uur voor de aanslag eerste was geworden bij het wereldkampioenschap frikandellen eten.
‘Echt, álles, zit zowat onder de schijt,’ zei mijn teamgenoot enthousiast. Ik observeerde mezelf eens nauwkeurig en merkte optimistisch een strontvrij stukje arm op. Dat mocht de pret voor de anderen echter niet drukken. Het gehele oorlogje spelen werd gestaakt. De orale overdracht van dit verhaal ging in ramtempo en nu was ik, tegen wil en dank, hét evenement van deze zondagmiddag geworden.
Mijn aftocht werd nauw geobserveerd door hordes ramptoeristen die graag wilden zien hoe mijn moeder op dit fameuze incident zou reageren. Om dit pijnlijke voorval direct een plekje te geven, gebruikte ik ‘de Poepgod’ als afweermechanisme. ‘Ik ben de Poepgod,’ schreeuwde ik, ‘en jullie zijn mijn volgelingen!’ De ironische voelsprieten van kinderen zijn doorgaans niet heel ontwikkeld, maar het ironische contrast in de samenstelling ‘poepgod’ voelden ze helaas wel aan. Sindsdien had ik dus een nieuwe bijnaam erbij, waar ik ongeveer twintig jaar later weer eens aan werd herinnerd. En dat was zeker niet de eerste keer.
Mijn onbedoelde legacy
Een paar dagen later legde ik de treinontmoeting plus context voor aan mijn psycholoog. ‘Ha,’ brulde hij, terwijl die met zijn hand over een gedateerd boek van Carl Jung aaide. ‘In jouw verhaal zit een wijze les,’ vulde hij aan. Ojee ook dat nog, dacht ik.
‘Je hebt al vaker tijdens onze sessies,’ ging hij verder, 'als een narcistisch mongooltje lopen zeuren over je obsessieve drang naar erkenning. Je wilt grappig gevonden worden.’ - ‘Ja, dus?’ vroeg ik. ‘Nou, jij bent de laatste die iets te zeggen heeft over je eigen legacy, mannetje. Denk daar maar eens over na de eerstvolgende keer als je op de wc zit te schijten. En nu opgedonderd!’
Toen ik een paar uur later een bolus in de wc-pot legde, overdacht ik, zoals afgesproken, de opmerking van de psycholoog. Gerard Reve vond De avonden een van zijn mindere werken, maar juist door dat boek zal hij herinnerd blijven.
Mark Rutte, ironisch genoeg na veertien jaar premierschap, juist vanwege zijn gebrek aan actieve herinneringen. Hitler om de Holocaust, niet om De Reichsautobahn. En ik niet om mijn krampachtige grappen, maar door hondendiarree. Allemaal geruststellende gedachtes.
Je bent gelukkig lekker bezig!
Er zit wel een luchtje aan dit heerlijke verhaal...Merci!