Hoe ik onverschillig tegenover daklozen werd
Van barmhartige Samaritaan naar egoïstische klootzak
In mijn adolescentenjaren werd mijn pittoreske leventje in een klein dorp plots ingewisseld voor een verblijf in de stad Groningen. Ik ging studeren! Intellectueel zou ik erop vooruitgaan, maar materieel nam ik een mooie sprong achterwaarts.
Mijn leven in een vrijstaand huis werd omgewisseld voor een acht vierkante meter kamer. Een schone, luxueuze badkamer voor een schimmel besmeurd varkenshok met kapotte douchekop. En een prachtige egale toiletpot voor een soort strontemmer aan de riolering. Maar dit mocht de pret allemaal niet drukken, ik woonde in de binnenstad voor een zacht prijsje per maand! Bovendien kwam ik nu dagelijks in aanraking met een groep die het nog veel slechter had getroffen dan ik: daklozen.
Natuurlijk was ik al bekend met het fenomeen daklozen. Niet uit mijn dorp, maar zo nu en dan gingen we met paard en wagen naar een grote stad om producten te halen die de lokale kruidenier niet in voorraad had. Ze vielen dan altijd direct op tussen de ‘gewone’ mensen. Alsof de evolutie een kleine groep ongelukkige, nieuwe Sapiens had voortgebracht. Ze bewogen hun lichaam op andere manieren en hielden zich nauwelijks aan de sociale gebruiken als het ging om afstand houden, niet te lang staren en allerlei zaken die nette ouders hun kroost leren om ze voor te bereiden op de burgermaatschappij.
En veel ouders wisten ook gewiekst gebruik te maken van de zwervers hun existentie. Als een kind iets te lang staarde naar een armetierige, dan hoorde je de ouders soms fluisteren. ‘Ja, daarom moet je je spruitjes altijd opeten en de Franse woordjes in je hoofd stampen, Billy. Anders eindig je ook zo!’
Toen ik in de binnenstad woonde en veel op pad was om mijn studentenhok te ontvluchten, werd ik dagelijks meerdere keren aangesproken door daklozen die wat geld nodig hadden. Ze spraken me altijd vriendelijk aan met ‘Dag meneer, heeft u misschien wat kleingeld voor het slaaphuis?’
Ik gaf ze het gevraagde kleingeld en kreeg een vriendelijke lach terug. Dit gaf een euforisch gevoel, alsof ik met mijn schamele euro’s een van de grootste weldoeners op aarde was. Dat door mijn gigantische empathie de zon weer feller ging schijnen.
Na een paar weken begon dit toch een duur grapje te worden en de euforische kick verdween ook snel. Wanneer ik nu werd aangesproken, greep ik niet meer in mijn zakken maar wimpelde ik ze vriendelijk af met: ‘Nee, helaas. Ik heb op dit moment geen kleingeld bij me!’ - ‘Aah, toch bedankt,’ zeiden ze dan doorgaans bedroefd, doch enigszins vriendelijk terug. De euforie maakte nu plaats voor schuldgevoel. Zijn mijn dure biertjes in de kroeg daadwerkelijk meer waard dan een warme slaapplek voor een lijdend individu?
Gelukkig wist ik dit schuldgevoel snel weg te werken. Ach, het is ook niet mijn taak als arme student om ze in leven te houden. Het is de schuld van de overheid met hun kapitalistische beleid! En laat de rijken maar meer weggeven! Ach, ze kopen toch alleen maar drugs en drank van het geld, ik doe ze een gunst door ze niets te geven! En zo spoot er nog veel meer rationalisatie-diarree uit mijn hersenen.
Op een gegeven moment zat ik een tijdje mentaal in zak en as. De schuldgevoelens werden in de deprimerende dagen ingewisseld voor jaloezie. Wanneer ik in sombere gemoedstoestand naar de supermarkt struinde, zag ik ze vroeg in de ochtend luid brullend op het bankje zitten met een paar goede halve liters bier erbij. Ze vielen dan direct op qua uitbundigheid, alsof ze een spoedcursus genotzuchtig leven bij een Griekse oudheidsfilosoof hadden gevolgd.
En dan liepen wij ‘normale’ mensen daar als stresskippen de supermarkt in. Vervolgens snelwandelend naar onze verplichtingen. In de avond gestrest van het werk thuiskomen en met een chagrijnige kop koken op een dure inductieplaat met zes zones. Maar als ik in de winter een dakloze in de vrieskou ergens in de bosjes zag schijten, dan verdween die jaloezie weer snel.
Ik voelde niets meer
De gedragstherapie systematische desensitisatie heeft als doel om een angst-lijdende patiënt binnen korte tijd ongevoelig te maken voor een specifieke fobie zoals spinnenangst. Langdurig in een stad met daklozen wonen had hetzelfde effect op mij. Op een gegeven moment valt het je niet eens meer op wanneer een dakloze in prullenbakken zit te vissen. Ik kreeg gratis therapie van de maatschappij.
Hoe groter de stad, hoe onverschilliger je wordt, zo merkte ik afgelopen zomer tijdens een vakantie in Parijs. Een zeer tragisch gedaante met slechts één been en allemaal vage huidvlekken, alsof hij rechtstreeks met een tijdmachine uit de Middeleeuwen was geteleporteerd, wankelde met een verrotte stok onze volle metro benen. ‘Alsjeblief geef me geld, ik heb honger,’ kermde hij in het Frans met een trillende stem. Vergeleken met deze man zagen de daklozen uit mijn stad eruit als Hertogen uit het Victoriaanse tijdperk. Met oprechte shock staarde ik naar deze man, terwijl de locals in de metro hem niet eens een blik waardig gunden. Angstig keek ik naar mijn medemans en dacht: als ik hier een paar jaar woon, dan doet het mij waarschijnlijk ook niets meer.
Vond je dit verhaal interessant? Dan doe je me een groot plezier met een like of share.
In mijn leven ben ik 12 maanden dakloos geweest. In mijn kennissenkring ken ik 9 vrienden die al jaren op straat liggen rond te hangen, al reizend tussen de 1 en de andere kennis voor overnachting. Volgens mij ligt het probleem van dakloosheid vooral aan het feit dat daklozen ontwricht zijn en op het laatste totaal geen besef meer hebben welke dag het is en ook geen tijdsbesef. Overheidsdiensten nodigen deze daklozen uit, maar door hun eigen chaos en sterk beperkte mogelijkheid voor vervoer, komen zij dikwijls niet opdagen en vallen erger terug in de armoede. Dikwijls bezitten daklozen geen gsm, dus telefonisch communiceren lukt ook niet. Hun mannier van zaken regelen met hun gevoel, loopt meer blockades op dan goed. Dit is volgens mij die val uit de samenleving.
Wat ik tijdens mijn periode van dakloosheid wel geleerd heb is te focussen op het essentiële in het leven. Dakloos worden gebeurt enorm snel. En 1 keer geen adres, dan gaat alles snel achteruit. Met enkele vaste vrienden en vriendinnen hebben wij containers leeg gehaald om voedsel te hebben. Honger is de beste saus. Het is een speciaal leven met meer vrijheid dan anderen. Het gene waar zo iemand op moet letten is dat hij/zij niet begint te stinken en zich optijd gaat wassen. Hier bestaan er oplossingen voor.
Met wat geluk ben ik een bouwvallige kamer kunnen gaan huren, waarin ik me heb kunnen opwerken naar een beter mannier van leven. Voor mensen in moeilijkheden heb ik nog steeds sympathie, maar ze moeten zich laten helpen. Zo niet, is al de moeite die je erin steekt zinloos en tijdverspilling. Wanneer daklozen uw giften als vanzelfsprekend gaan nemen, is het einde in zicht.
Tot slot moet niemand zich verplicht voelen om daklozen te helpen. In België en waarschijnlijk ook in Nederland bestaan er goede sociale voorzieningen. Diensten die mensen echt helpen. Het grote deel ligt aan de dakloze zelf te willen veranderen. Feesten wil iedereen wel eens, maar niet elke dag en niet ieder moment.
In een eigen post op mijn profiel schrijf ik over waar je op moet letten wanneer je beslist een dakloze in huis te nemen. (bijna geschreven) Moest je dit interesseren, klik maar op mijn profiel, dan kom je op mijn blogsite. Bedankt Nick om dit onderwerp te beschrijven.
Groetjes, Ward
Tip van iemand die al heel zijn leven in een grote stad woont. Een dakloze medemens aankijken, knikken en even hallo zeggen, heeft twee voordelen. Je voorkomt dat je ze niet meer ziet en zij voelen zich weer even mens. Het hoeft allemaal niet zo zwart-wit als barmhartige Samaritaan of egoïstische klootzak te zijn.