Een klein meisje liep enthousiast naar het schap met koekjes, probeerde wat te pakken en werd plotseling ruw tegengehouden door haar moeder. 'Neehee, dat gaan we niet doen,’ zei deze pisnijdig. Het meisje begon nu hard te krijsen. De moederfiguur was in alle staten, pakte haar arm ruw beet en schreeuwde totaal overstuur: ‘Ik ben echt helemaal klaar met jou!’
Wie is eigenlijk klaar met wie, oordeelde ik als 32-jarige, toen ik dit tafereel, zonder enige ervaring met ouderschap, in de supermarkt aanschouwde. Kon ik dat kleine meisje maar wat taalmagie geven, zodat ze, in plaats van krijsen, haar moeder eens even flink de waarheid kon zeggen.
‘Je chronische stress, omdat je huwelijk met vader slecht gaat, hoef je niet op mij, je weerloze en onbezonnen kind, te projecteren. En wil je van mijn arm afblijven? Danku!’ Of zoiets.
Teruglopend naar huis zag ik nog meer ongelijke verbale oorlogen tussen volwassenen en kinderen. Plots dacht ik met woede terug aan mijn kinderjaren en de vele moeizame relaties met ‘volwassen entiteiten’. Hoe vaak hadden ze mij wel niet een loer gedraaid, puur omdat ik de Nederlandse taal nog niet goed machtig was?
De verbale misbruikers
Neem bijvoorbeeld mijn kleuterjuffrouw die me in de pauzes steevast naar de glijbaan dirigeerde. ‘Je hoeft niet zo voor je uit te staren, je mag wel gewoon glijden hoor! Net als de anderen!’ zei ze op een wijze zoals alleen kleuterjuffrouwen dat kunnen. Uiteindelijk, als verbaal weerloos kind, ging ik dan maar akkoord.
En daarna werd ik weer een of andere speelgoedtractor opgedrukt. Kon ik haar toen maar van repliek dienen. ‘Juffrouw, ik heb even het reglement doorgelezen en ik zie nergens staan dat glijden, of spelen op andere wijze, verplicht is. Laat me gewoon weemoedig in mijn luier schijten en bidden dat mijn moeder me snel komt ophalen.’
Of toen ik op de basisschool verplicht in verbonden schrift moest schrijven, maar me dat niet lukte en alle autoriteiten dachten dat ik een totale staatsmongool was. Waar ze overigens wel gelijk in hadden, maar niet om die reden!
Kon ik toen maar zeggen: ‘Beste autoriteiten. Niemand op aarde, behalve jullie om onbegrijpelijke redenen (lees: vage conventies), boeit het iets dat ik niet aan elkaar kan schrijven. Tegen de tijd dat mijn schrijven relevant wordt, is het schrift sowieso al een onbruikbaar artefact voor het museum.’
En mijn taalmagie zou ik ook willen gebruiken om mijn badmeester te vertellen dat schreeuwen als een halve nazi een kind niet per se een C-diploma oplevert. Of als ik op schoolkamp mijn brood niet opat, dat vooral te maken had met de afzichtelijke wrat van de commandogever in kwestie en ga zo maar voort.
Geef taalmagie aan kinderen!
‘Ik heb een aha-erlebnis gehad,’ zei ik een dag later tegen mijn jeugdvriend Thomas. ‘Ojee, vertel,’ zei die ietwat nerveus, omdat ik weer eens met een Duitse uitdrukking op de proppen kwam. ‘We moeten alle kinderen taalmagie geven.’ - ‘Waarom dan?’ vroeg Thomas.
'Om de mensheid te redden. Weet je nog toen je mij met een schep sloeg in de zandbak? En dat een volwassene toen schreeuwde: lief voor elkaar zijn! En dat we toen wat dom voor ons uitstaarden?’ - ‘Ja, dat weet ik nog,’ zei Thomas.
‘Door onze gebrekkige taalontwikkeling zeiden we toen niet: jullie snijden elkaars kop af. Is dat wel lief? - 'Hmm,' zei Thomas kritisch. ‘Maar dat zijn excessen.' - ‘Ja, maar het hele idee van eerlijk delen dan? Of dat je als kind geen steentjes door ramen mag gooien? Maar volwassenen mogen wel atoombommen gooien. Is dat wel normaal?’ - ‘Neuh,’ zei Thomas.
‘Precies,’ zei ik vol zelfvertrouwen. ‘Als kind neem je het maar aan en denk je dat alles wat volwassenen zeggen wel goed zal zijn. Je stelt vertrouwen in ze. Tot je zelf volwassen bent en beseft dat je bent opgelicht. Dat het bijna allemaal ongelooflijke kneuzen zijn die, net als kinderen, ook vrijblijvend wat doelloos en destructief rondlopen op aarde. Maar dan ook nog eens met zure koppen.’
‘Als kinderen taalmagie hebben, zijn ze verbaal weerbaarder tegenover kwaadaardige volwassenen en dan heeft de menselijke evolutie nog kans van slagen!’ - ‘Slik jij je pillen nog wel?’ vroeg Thomas bezorgd. Ik begon te zuchten en bedacht dat ik dit geweldige idee beter aan mijn psycholoog kon voorleggen.
Twee uur later vertelde ik hem over mijn plan in zijn geestelijke genezingsruimte. ‘Zo, dat is een goed idee,’ zei die met een hoog kinderstemmetje, terwijl die nauwlettend mijn oogballen in de gaten hield. ‘Maar weet jij wat wij eerst gaan doen? Jouw dosering ophogen!’
Ik kijk uit naar het moment dat mijn zoontje het gooien van atoombommen aandraagt als rechtvaardiging voor het gedrag gooien van steentjes
Heerlijk stuk! Ik wou dat ik de gedachten van onze peuter eens kon horen. ^^