‘Wat wil je worden als je later groot bent?’ vroeg mijn basisschool juf van de eerste klas. ‘Dinosaurus,’ zei ik enthousiast. Ze keek me vertederd aan: 'Je wordt vast een hele mooie dinosaurus als je oud bent, jongen.’ Ongeveer tien jaar later stond ik als 16-jarig mens in een horecakeuken. Ik moest de professionele vaatwasmachine, ook een soort monster, zien te temmen voor een paar schamele eurootjes per uur.
‘Je denkt misschien, thuis heb ik moeke ook weleens geholpen met een paar kopjes schoonmaken. Afwassen stelt niet zoveel voor. Maar in dit restaurant is dat wel andere koek. Dit is afwassen voor gevorderden in een van de drukste restaurants van de stad. Zweten zal je zeker, maar je haalt er ook veel plezier uit.’ De chefkok had gesproken en draaide nadien soepel een schnitzel om. ‘Zo, die wordt al goed gaar!’ zei ik ongemakkelijk. - ‘Dat bepaal ik zelf wel, jij bent hier om af te wassen.’
Ze legden me uit hoe de professionele vaatwasmachine werkte, ik kreeg een plastic schort en was nu klaar voor de ‘veldslag’, zoals ze het gekscherend noemden daar. De eerste uren was er nog weinig te doen en moeiteloos maakte ik op gestaag tempo de vaat schoon. Soms kwam er minuten helemaal geen vieze vaat, waardoor ik na een tijdje besloot om op rustige momenten met mijn reet op een stoel te gaan zitten. ‘Ho, ho, dat gaat niet zomaar!' zei de chefkok streng. ‘Belangrijk is om een goede werkhouding te hebben. Altijd klaar staan voor het moment dat er een bestelling binnenkomt of vieze vaat. Wij staan ook, dus jij staat ook!’ - ‘Ja, chef,’ zei ik.
Het was inmiddels zes uur en langzaam druppelden groepen mensen binnen om te genieten van een hapje eten en ons in de keuken het leven zuur maken. De bestellingen werden nu in raptempo de keuken ingebracht en iedereen stond in het gelid. De koks gingen als beesten tekeer en de stukken vlees vlogen door de keuken. De frituurpannen sisten het uit en ik staarde angstig door het raampje van de keukendeur. Een grote groep, waarvan een paar individuen een omvangrijke buik hadden, schranste dat het een aard had en de vieze borden stapelden zich op. Het welvaartsfestijn voor de burgerman was begonnen en dat was direct het startschot voor mijn lijden.
Aanvankelijk ging de keukendeur nog sporadisch open, maar nu kwamen er hordes mannelijke en vrouwelijke serveersters, met volle dienbladen, vieze borden en andere narigheid afgeven. De professionele vaatwasmachine deed zijn uiterste best, maar had helaas met een van de meest klungelige bedieners van de moderne horecageschiedenis te maken. Op een gegeven moment was er amper meer plek voor de half-aangevreten varkenshazen, volledig doorgesmeerde champignonsaus en andere dadaïstische kunstwerken die de gasten afleverden. Maar de mannetjes en vrouwtjes in uniformen toonden geen genade en begonnen met gemak te stapelen. Na een tijdje zag de opgestapelde vaat eruit als een Berlijnse muur en ik zat helaas in het DDR-gedeelte.
Mijn cortisolniveau steeg tot onmetelijke proporties en ik ging als een Spaanse stier in een arena tekeer. Er was echter geen matador die mij de genadeklap gaf. ‘Wanneer begint het pleziergedeelte van dit werk, chef?’ vroeg ik met lichte ironie, terwijl mijn zweet in wat overgebleven mayonaise druppelde. ‘Is er niet,’ zei hij smalend. Na enkele uren was het leed eindelijk voorbij en gingen de burgermannen langzaam op huis aan.
‘Zo,’ zei ik. ‘Dat was me het dagje wel. Ik ga naar huis, tabee!’ - ‘Ho, ho, dat gaat zomaar niet,’ zei de chefkok streng. ‘De afwasser is ook verantwoordelijk voor het schoonmaken van de gehele keuken.’ Terwijl al het andere personeel gezamenlijk drankjes deed, zat ik als bedroefde assepoester met ietsje meer testosteron de keuken te reinigen.
Een uur later liep ik murw geslagen naar huis: ik had ongeveer 15 euro verdiend. Dat ik geen dinosaurus kon worden, had ik inmiddels al geaccepteerd. Maar nu was ik nog een illusie armer. Dit was dus de echte, droevige wereld waar de grote literaire schrijvers me voor waarschuwden. Hier had je weinig aan je runescapecharacter met een 100+ combatlevel. Met je bijbaan was je de paria van de andere verdorven zielen die door hard werken net iets minder leed hadden dan jij.
______________________________________________________________________
Deel dit verhaal met al je vrienden die het leed, net als jij, herkennen!
Wat zonde voor je dat je zo’n beeld van (bij)baantjes hebt of had. Vanaf m’n veertiende sleepte ik met een te kleine oude fiets van oma en uitpuilende tassen die steeds tussen de spaken kwamen wekelijks door weer en wind stapels folders die ik zelf had gevouwen door de wijken die net iets te ver van de mijne lagen. Cent per folder per adres- als er drie folders waren had ik weinig vouwwerk maar die week ook maar 14,70 gulden opbrengst. Rond feestdagen had ik soms wel tien folders, vouwde ik me urenlang ongans en trokken de fietstassen het slechts in twee ladingen, maar pakte ik wel een whopping 49 gulden.
Vanaf m’n zestiende, eind jaren negentig, kwam er vakkenvullen bij Dirk bij maar hield ik de folderwijk nog steeds twee jaar aan. Een paar jaar daarna ging ik taxi rijden, werkte ieder weekend twee nachten en maakte in de zomervakanties weken van zestig tot tachtig uur.
Op school voerde ik geen flikker uit, deed acht jaar over m’n vwo, verloor een jaar aan een hbo journalistiek-opleiding voor totale nietsnutten, werkte nog een jaar fulltime (en tegen de 300 uur per maand van slechts 1400 euro) bij dat taxibedrijf, stiefelde daarna in een beschamend trage en zeer verveelde vijf jaar door een BA Engels (plus 24 uur werken per weekend bij nog steeds dat taxibedrijf).
Pas toen m’n MA aanbrak kreeg ik lol in m’n studie, maar tegen die tijd werkte ik ook al 32 uur per week bij een huis aan huis krant in Utrecht.
Belangrijkste reden dat die MA zo beviel: ik zat een half jaar in Amerika en daar moest je voor je studieresultaten iets doen dat ik in Nederland nog nooit zo ervaren had: hard werken. Heel hard werken. Daar viel m’n eigen kwartje. School is strontvervelend, een studie ook maar gewoon een sleutel naar sollicitatiegesprekken en sociale status (en who cares about that anyway), maar een beetje aanpoten, en léren aanpoten, dat is waarvoor je vrijheid terugkrijgt.
Misschien klink ik als culturele katholiek wel heel stijf gereformeerd nu, maar: arbeid adelt. Ik ben blij dat m’n ouders altijd zeiden: je maakt je school af, en als je zakgeld wilt voor Nintendo-spellen, nieuwe schoenen en (later) uitgaansbier, dan ga je maar lekker werken. Kutbaantjes kweken karakter en ik had ze hard nodig want op school leer je dat niet.
Dit zijn nog eens teksten ,,Na een tijdje zag de opgestapelde vaat eruit als een Berlijnse muur en ik zat helaas in het DDR-gedeelte. ’’