Hoe ik keihard faalde als docent Nederlands
En mezelf schromelijk overschatte
Als professioneel klaploper kreeg ik een paar jaar geleden plots de ontembare behoefte om me in te zetten voor de maatschappij. Fysiek zou dit lastig worden, aangezien ik in de openbare ruimte mijn onbekende medemens vooral tot last ben. Zo fiets ik vaak slingerend over het fietspad en snijd ik regelmatig mensen af in de supermarkt wanneer ik als een Razende Roeland op mijn gewenste producten afstorm.
Geestelijk kon ik echter wel iets betekenen, zo dacht ik, en wel in het Nederlandse voortgezet onderwijs. De plaats waar de tere kinderzieltjes volgestopt worden met kennis, zodat ze nadien gemakkelijker kunnen overleven in onze prachtige burgermaatschappij. Althans, dat is de opzet. Sommige vakken, zoals het illustere Nederlands laten echter wat te wensen over, zo had ik als Neerlandicus tijdens mijn studie al vernomen. En de online berichten over het ‘ontzielde’ vak logen er ook niet om.
Mijn geestelijke ambities reikten ver: literatuur en de pracht van de Nederlandse taal weer aantrekkelijk maken voor de jongeren. Pubers laten inzien dat er eigenlijk niets ‘elitairs’ aan goede literatuur is, maar dat deze je een geweldige maatschappelijke ‘shortcut’ geven. Dat je door goede boeken, die ook meer passen bij je leefwereld, onder meer leert hoe de menselijke ziel werkt en dat je met virtuoze taalkennis verbaal weerbaarder wordt en ga zo maar voort.
Dus ik schreef me in voor de Educatieve master Nederlands, die maar een jaar zou duren, omdat ik mijn master Neerlandistiek al in de pocket had. Direct voor de klas staan, zonder enige ervaring. Dat leek me wel wat. De weken voor mijn stage aanving, liep ik al zwijmelend over de straat. Dromend over mijn fantastische redevoeringen. Dat mijn leerlingen, als ze later oud waren, nog reikhalzend terugkeken op mijn lessen die hun de schellen van de ogen lieten vallen en waardoor ze het literaire licht zagen. En toen begon het.
Mijn docentenvuurdoop begon met een 4 havoklas van rond de dertig leerlingen. En die zagen er toch iets anders uit dan ik had voorgesteld. Geen kleine mensjes die je over de bol kunt aaien, maar onder meer een paar binken c.q. kooivechters van circa twee meter die me gelijk angst inboezemden. De geniale les begon met een introductie waarin ik vertelde wie ik was en mijn ambities om ze literair enthousiast te maken. Ze keken me met open ogen aan alsof ik als verklede clown aan het jongleren was op een eenwieler. Dat begon al goed.
Daarna werd mijn eerste les direct onderbroken door het zogenaamde verplichte ‘leeskwartiertje’ Een inventief plan van de directie om de jeugd weer aan het lezen te krijgen. Iedereen begon te juichen, pakte reikhalzend zijn favoriete boek uit zijn tas en begon te lezen dat het een aard had. Althans, zo zagen ze het zich vast voor zich. In de realiteit had 80% geen boek bij zich en dus renden ze naar de bibliotheek om een random boek te pakken.
Het ‘lezen’ begon. Vlak voor mij zat een hele lange en brede puber met een dicht boek voor zijn neus. Hij maakte obsessief oogcontact met mij. ‘Geen leuk boek?’ vroeg ik. De jongen reageerde niet, ik pakte het boek even om de achterkant te lezen en hij begon te grommen als een Duitse herder wiens voederbak werd ontnomen. Ik legde het dichte boek snel weer terug, keek de andere kant op en begon sneller te ademen. Over deze situatie had ik niets gelezen in het pedagogische handboek.
Na de leestijd kon ik met mijn les beginnen! Ik vertelde op enthousiaste wijze over de verschillende vertelperspectieven in literatuur en dat was voor een magere puber reden om meermaals met zijn kop tegen de tafel te bonken. Ondertussen hoorde ik daar achter ergens de geluiden van een schietspelletje en zo was er nog meer onheil. Mijn hoofd voelde als een flipperkast en na de les fietste ik helemaal dol geworden naar huis en miste ternauwernood twee lantaarnpalen.
De volgende dag kreeg ik gelukkig een klas 4-vwo. De toekomstige intellectuelen van de samenleving zouden me wel heel laten, dacht ik hoopvol. Ware het niet dat ze voor mijn les gym hadden gehad en al over elkaar heen springend mijn les betraden. Mijn gevoel zei dat deze testosteronbommen op dit moment niet eens de concentratieboog hadden voor de achterkant van de Donald Duck, laat staan het archaïstische, literaire verhaal dat ik ze zou voorschotelen. De literatuur werd als wapen gebruikt, maar niet zoals ik het me had voorgesteld. Ze sloegen elkaar met de boeken en er werden vliegtuigjes van de opdrachten gemaakt. Er was totale anarchie.
Ik was totaal ontredderd en wachtte in shocktoestand tot de meest chaotische les uit de moderne onderwijsgeschiedenis eindelijk voorbij was. De bel ging en ik schreeuwde ‘ga maar allemaal!’. Iedereen rende weg.
‘Ik denk niet dat dit iets voor mij is,’ zei ik onthutst tegen de stagecoach. ‘Dat denk ik ook niet,’ zei ze stellig.
' Ik vertelde op enthousiaste wijze over de verschillende vertelperspectieven in literatuur en dat was voor een magere puber reden om meermaals met zijn kop tegen de tafel te bonken.' Ik moest hier erg om lachen - sorry. Ik heb jaren geleden gastlessen gegeven over bloggen bij o.a Fontys. Daar zat men over hun rugtas met dikke jassen aan te slapen. Als ze wel wakker waren wilden ze alleen maar eten, en aten ook. Soep, chips, you name it. Naast het bevreemde idee dat dit toch echt allemaal mocht, dacht ik ook, ik ben meer geschikt voor het enthousiasme van kleine kinderen.
Onderwijs is een moeilijke sector om in te werken. Het is lang geleden dat ikzelf nog op de schoolbanken zat. Maar herinneringen heb ik nog in overvloed. Mijn vroegere docenten waar ik nog herinneringen van heb, waren personen met enorm veel energie om toch door te dringen bij studenten en vooral veel geduld hebben. Ook moeilijke karakters (zoals ik mij zelf omschrijf) krijg je met de juiste houding overtuigd en verkrijg je als docent uiteindelijk veel respect en aanzien in de plaats. Hiermee wil ik zeggen - studenten steeds nieuwe kansen geven en nooit het geloof in hun mogelijkheden opgeven. Een docent zijn valt niet te onderschatten. Steeds "cool" blijven en niet te over-enthousiast zijn, lijkt mij een juiste ingesteldheid. Ik ben er bijna zeker van dat jij die talent ook bezit, maar uw carrière zal ondertussen veranderd zijn?